Tijd gespendeerd:

Hoofdstuk 7: Veilig werken langs de weg

Maak vooraf goede afspraken tussen wegbeheerder, opdrachtgever en werkgever

Voorafgaand aan de werkzaamheden moeten tussen opdrachtgever en opdrachtnemer duidelijke afspraken worden gemaakt over het werken langs de weg. Het kan soms nodig zijn om een Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G-plan) op te stellen.
Stem de afspraken af op de feitelijke situatie:

  • Neem een goede risico-inventarisatie van de werkplek als basis:
    • Welk werk moet er gebeuren, zijn er bijzonderheden (zoals uitrijdend werkverkeer, machines met grote draaicirkel)?
    • Wat zijn de omstandigheden op de locatie: verkeerssituatie, verkeersdrukte, soort verkeer, specifieke zaken zoals een kruispunt, oversteekplaats voor voetgangers, nabijheid van schoolgaande kinderen?
    • Wat is het tijdstip en de tijdsduur, welke risico’s levert dit op en zijn deze te vermijden (bijv. werk uitvoeren op minder druk tijdstip)?
  • Stel vervolgens vast welke maatregelen genomen moeten worden, zoals verkeersomleiding, bebording, afzettingen, aanpassing van rijroutes. Stel duidelijk op schrift wie welke maatregelen neemt, maak als dat behulpzaam is een tekening / figuur, waar de situatie ter plekke en de verkeersmaatregelen op staan aangegeven.
  • Kies voor het werk een handig tijdstip op de dag, met zo weinig mogelijk verkeersdrukte.
  • Licht – als dit nodig is – andere partijen, zoals politie, omwonenden en/of de plaatselijke media in over de werkzaamheden langs de weg.

Wegbeheerder en werkgever samen verantwoordelijk
Wegbeheerder of eigenaar, opdrachtgever, aannemer, werkgever en werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de veiligheid van medewerkers, maar ook van weggebruikers en voorbijgangers. Dat geldt voor het werken langs de openbare weg, langs particuliere wegen als ze zijn opengesteld voor openbaar verkeer, (bijvoorbeeld een weg over een vrij toegankelijk landgoed of bos), maar ook voor werk bij particuliere (bos)wegen. Vanwege zijn zorgplicht over de weg moet de wegbeheerder er voor zorgen dat de weggebruiker deze weg veilig kan gebruiken tijdens de werkzaamheden op of naast de weg. Hij moet toestemming geven voor het werk en bepaalt welke tijdelijke maatregelen noodzakelijk zijn voor alle zaken die bij het werk horen: van de noodzakelijke verkeersmaatregelen tot bijvoorbeeld afspraken over het opslaan van houtstapels.
De werkgever moet er voor zorgen dat hij zijn werknemers een zo veilig mogelijke werkplek biedt, en de werknemers goed (laten) instrueren. De werknemer moet aanwijzingen zorgvuldig opvolgen.

Bereid het werk goed voor

Door een goede voorbereiding houd je het eigenlijke werk zo kort mogelijk, waardoor de verkeersoverlast ook tot een minimum beperkt wordt.
Vooraf maak je een overzicht van de benodigde borden en afzettingen en zorg je dat de materialen op tijd op de werkplek aanwezig zijn.
Alle medewerkers dienen de cursus “Veilig werken langs de weg” te hebben gevolgd.
Voor aanvang van de werkzaamheden dient iedereen een goede instructie te hebben gehad (welke situatie tref je aan, welke maatregelen zijn er nodig, EHBO-voorzieningen, enz.) en als laatste dien je een juiste taakverdeling te maken.

Zorg voor goede verkeersmaatregelen

Voor goede verkeersmaatregelen is soms bebording al voldoende,maar het kan ook nodig zijn om het verkeer te reguleren of om te leiden.

  • Het is belangrijk dat de verkeersdeelnemers ruim op tijd en in één oogopslag kunnen zien dat er een gewijzigde verkeerssituatie is en hoe deze er uitziet. Zij kunnen dan goed reageren. Houd ook rekening met houtstapels, uitstekende takken, vallend hout e.d., maar ook met de werkzaamheden bij machines (bijv. versnipperaars) en aan- en afrijdend verkeer.
  • Houd bij het werken langs de weg een ‘obstakelvrije zone’ aan: een ruimte ‘zonder obstakels’ langs de weg, die weggebruikers voldoende vrij uitzicht geeft en ruimte om uit te wijken als dit nodig is (langs fietspaden en langs 30 km/u wegen 1,50 m en langs 60 km/u wegen: 3,00 m).
  • Gebruik de eigen tekening (eventueel met behulp van informatie uit het CROW-handboek) voor de juiste borden en de wijze van plaatsen. Plaats bij aanvang van het werk de buitenste borden als eerste (en de borden dichtbij het werkvak als laatste). Gebruik alleen schone en onbeschadigde borden.
  • Richt de werkplek goed in en zorg ervoor dat alles stevig staat.
  • Zet, als er dicht langs de weg wordt gewerkt, een goede langsafzetting met verkeerskegels of geleidebakens neer, zodat medewerkers niet ondoordacht vanuit de werkruimte de
    verkeerszone in kunnen stappen. Zorg voor voldoende veiligheidsruimte waarin niet gewerkt mag worden. Stel als er slecht weer op komst is bepaalde werkzaamheden uit.
  • Het is belangrijk dat de bebording ook ’s nachts en bij slecht zicht altijd zichtbaar zijn. Controleer dit en neem waar nodig maatregelen (bijv. met zichtbaarheidsmateriaal).

Blijf alert tijdens de uitvoering en zorg voor een snelle afronding

  • Het is wettelijk verplicht dat de medewerkers signaalkleding dragen. Zorg dat deze signaalkleding goed zichtbaar is. Signaalkleding moet altijd gesloten gedragen worden en moet voldoen aan NEN-EN 471, klasse 2 en 3.
  • Medewerkers dienen altijd voorafgaand aan het werk te controleren of alle benodigde (veiligheids-)materialen (borden, afzettingen e.d.) aanwezig zijn. Overleg met de leiding als dit niet het
    geval is.
  • Goed onderhouden machines en gereedschappen zorgen voor zo min mogelijk oponthoud. Zorg er dus voor dat je altijd met goed onderhouden machines en gereedschappen werkt. Het kan natuurlijk altijd voorkomen dat er machines en/of gereedschappen tijdens de kapot gaan of gebreken vertonen. Zorg er voor dat er altijd reserve onderdelen of reservegereedschappen aanwezig zijn. Dit voorkomt onnodig oponthoud en dus ook onnodige irritaties.
  • Zorg ervoor dat gereedschappen en machines tijdens pauze’s en ’s nachts niet onbeheerd in het werkvak achter worden gelaten. Controleer telkens bij terugkeer in het werkvak of afzettingen en bebording nog compleet en in orde zijn.