Tijd gespendeerd:

Hoofdstuk 6: Afzetten van een veilige werkruimte

Iedereen heeft recht op een veilige werkplek, maar ook iedere weggebruiker heeft recht om een werkplek veilig te kunnen passeren. Het is daarom van groot belang dat een werkplek duidelijk wordt gemarkeerd. Hiervoor kunnen we een werkplek afzetten en weggebruikers door middel van (tijdelijke) verkeersborden waarschuwen.

Materiaal en materieel

Gebruik uitsluitend goed onderhouden materiaal en materieel. Bebakening en bebording dienen goed zichtbaar geplaatst te worden. Zorg er ook voor dat ze stevig staan, zodat ze niet kunnen omvallen, wegglijden of door een stevige wind omgedraaid kunnen worden.
Zorg voor een regelmatige controle op gebreken van het materieel. Eventuele gebreken dienen direct gemeld te worden. Gebreken kunnen immers leiden tot onveilige situaties.
Maak gebruik van zwaailichten bij gevaarlijke situaties, zoals bij het plaatsen of verwijderen van afzettingen. Gebruik ook zwaailichten bij kortdurende werkzaamheden en bij een rijdende afzetting. Het gebruik van zwaailichten achter de afzetting is niet toegestaan.
Parkeer een voertuig altijd op een zo veilig mogelijke plaats.

Bebakening

Om de wegwerker te beschermen en het verkeer te geleiden worden bebakeningsmiddelen gebruikt. De meest gebruikte bebakeningsmiddelen zijn:

  • geleidebakens;
  • kegels, minimaal 75 cm hoog;
  • waarschuwingshekken;
  • mobiele afzettingen en actiewagens;
  • markeringslinten, alleen in voetgangersgebied;
  • andreasstrip;
  • barriërs;
  • obstakelverlichting en knipperlichten.

Afzetting

Werk altijd in veilige werkvakken en nooit zonder een afzetting. Begin nooit te werken zonder toestemming en uitleg.
Begin en eindig de dag altijd met een controle van de afzetting op netheid en compleetheid.
Tijdelijke maatregelen mogen nooit in strijd zijn met permanente bewegwijzering en verkeersborden. Dek indien nodig permanente verkeersborden en/of bewegwijzering af.
Zorg dat de tijdelijke barriërs onder alle weersomstandigheden, dus ook in het donker goed zichtbaar zijn.
Geleidebakens dienen zo opgesteld te worden dat het verkeer de afzetting aan de ‘lage’ zijde van de rood-witte strepen passeert.
Geleidebakens en verkeerskegels (pylonen) mogen niet door elkaar gebruikt worden.
Laat de afzetting niet langer staan dan nodig is. Dit voorkomt een hoop irritatie bij de weggebruikers.

Plaatsen en verwijderen van afzettingen

Voor het plaatsen van een afzetting maak je een plan. Denk daarbij aan de volgende onderdelen:

  • plaatsingsvolgorde;
  • locatie;
  • tijdstip;
  • tijdsduur;
  • eventueel aanvullende maatregelen.

Laad het materiaal in de omgekeerde volgorde van het plaatsen (wat als eerste nodig is, wordt als laatste geladen).
Controleer of het plaatsingsplan uitvoerbaar is en let op eventuele gewijzigde omstandigheden.
Plaats alle borden zo dat ze goed zichtbaar zijn. Zorg dat de afzetwagen of het waarschuwingshek bij het begin op voldoende afstand zichtbaar is (dus niet in of vlak na een bocht).
Bouw de afzetting van buiten naar binnen op (eerst inleidende bebording, dan de afzetting van het werkvak). Let hierbij goed op het verkeer en zorg dat het materiaal stabiel staat en plaats de borden op voldoende afstand buiten de rijbaan.
Controleer of alle onderdelen van volgens het plaatsingsplan zijn geplaatst.
Bekijk de afzetting ook door de ogen van een weggebruiker. Hiermee kan ook irritatie worden voorkomen.
Bij mist (of andere zicht belemmerende omstandigheden) dient het plaatsen van een afzetting worden uitgesteld.
Bij werkzaamheden tot één dag moet bij opkomende mist de wegafzetting tijdig worden verwijderd. Is dit niet mogelijk, dan kan het veiliger zijn om de afzetting te laten staan.
Voor het verwijderen van de afzetting controleer je of alle werkzaamheden gereed zijn en dat het verkeer veilig van het afgezette weggedeelte gebruik kan maken.
Verwijder de afzetting van binnen naar buiten (eerst de afzetting van het werkvak en daarna de inleidende bebording).
Laad het materiaal weer netjes op en controleer of alles is verwijderd.

Het plaatsen van een goede afzettingen

Een goede afzetting is volgens een vast patroon opgebouwd.

Een langsprofiel is als volgt opgebouwd:

  • inleiding;
  • nulpunt;
  • werkvak:
  • veiligheidsruimte;
    • werkruimte;
  • beëindiging.

Het plaatsen van een goede afzettingen

Een goede afzetting is volgens een vast patroon opgebouwd.

Een dwarsprofiel is als volgt opgebouwd:

Verkeersborden

Tijdelijke verkeersborden dienen als volgt geplaatst te worden.
Borden worden haaks op de wegas geplaatst en mogen het zicht op het verkeer en verkeerstekens niet belemmeren. Buiten de bebouwde kom worden niet meer dan twee borden (uitgezonderd onderborden) boven elkaar geplaatst. De borden worden geplaatst aan de rechterkant van de weg of boven een rijstrook indien het bord alleen voor deze rijstrook geldt.  Bij gebruik op twee- of meerstrooks gedeelten van autosnelwegen en dubbelbaans autowegen worden de borden aan beide zijden van de rijbaan waarop de borden betrekking hebben geplaatst.

De hoogte van de onderkant van het bord ten opzichte van het wegdek bedraagt minimaal:

  • binnen de bebouwde kom: 2,20 m;
  • buiten de bebouwde kom: 1,20 m.

Bij plaatsing van borden boven de rijbaan bedraagt de vrije doorrijhoogte ten minst 4,50 m en boven fiets- en voetpaden tenminste 2,50 m.

Een bord staat tenminste buiten het profiel van vrije ruimte van de rijbaan. De afstand tussen de rand van het bord en de kant van de rijbaan, dan wel de kant van de verharding bedraagt bij voorkeur tenminste 0,60 m en ten hoogste 3,60 m. Op wegen buiten de bebouwde kom, zonder parkeer- of vluchtstrook, bedraagt de minimumafstand 1,80 m.

Snelheidsbeperking bij werk in uitvoering

Een snelheidsbeperking moet geloofwaardig zijn voor de weggebruikers en alleen worden toegepast als het voor de veiligheid van wegwerkers en/of weggebruikers noodzakelijk is. Bovendien moet de snelheid niet meer worden beperkt dan strikt noodzakelijk is. Bij werk in uitvoering op of langs niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom wordt een snelheidsbeperking toegepast van 70, 50 of 30 km/h. De toe te passen snelheidsbeperking bij wegwerkzaamheden wordt gebaseerd op de in normale situatie geldende maximumsnelheid. Een snelheidsbeperking is niet altijd noodzakelijk. In situaties met een voertuigkerende barrier kan de snelheidsbeperking achterwege blijven indien er geen verkeerstechnische belemmeringen zijn die een lagere snelheid noodzakelijk maken.

Wegwerkers in de werkvoertuigen of buiten de werkvoertuigen

De aanwezigheid van wegwerkers in het werkvak is medebepalend voor het toe te passen snelheidsregime. Bij een afzetting met geleidebakens of verkeerskegels bestaat er aanrijdrisico voor de wegwerkers (door uit de koers rakende voertuigen) en is een snelheidsbeperking noodzakelijk. Alleen wanneer de wegwerkers zich niet buiten de werkvoertuigen bevinden, is het risico kleiner en kan de snelheidsbeperking achterwege blijven.

Tijdsduur van de wegwerkzaamheden

De tijdsduur van de werkzaamheden is ook bepalend voor de maatregelen die genomen moeten worden. Verder moet de tijdsduur van de werkzaamheden in verhouding staan tot de tijdsduur die gemoeid is met het plaatsen en verwijderen van de maatregelen en de risico’s voor de wegwerker en weggebruiker. Voor niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom heeft dit geleid tot vijf tijdscategorieën (≤ 30 min tot > 1 dag (continue)) die ook zijn opgenomen in de toelichting bij de maatregelfiguren.

Afzettingen voor kortdurende werkzaamheden

Bij kortdurende werkzaamheden (≤ 2 uur) op of naast de rijbaan kan worden volstaan met een eenvoudige afzetting. Bij deze werkzaamheden wordt vaan een werkvoertuig met materiaal en gereedschap gebruikt., bijvoorbeeld bij inspectiewerkzaamheden aan de riolering of bij het onderhoud van lichtmasten en ander wegmeubilair. In veel gevallen kan dit werkvoertuig deel uitmaken van de afzetting.

Bij kortdurende werkzaamheden op de rijbaan wordt een rijdende afzetting gebruikt die kort stilstaat. De maatregelfiguren bieden deze mogelijkheid,doordat stationaire afzettingen op de rijbaan voor kortdurende werkzaamheden wordt verwezen naar rijdende afzettingen.

Bij kortdurende werkzaamheden naast de rijbaan is een eenvoudige afzetting mogelijk met het eigen voertuig met of zonder voorwaarschuwingen. De tijdsduur waarbij de voorwaarschuwingen wel worden toegepast, is afhankelijk van het wegtype en de maximumsnelheid. Bij werkzaamheden < 2 uur en een snelheid ≤ 60 km/h kan bijvoorbeeld worden volstaan met een eenvoudige afzetting zonder voorwaarschuwingen. Ook bij werkzaamheden < 30 minuten en een snelheid van > 60 km/h hoeven geen voorwaarschuwingen te worden geplaatst.

De keuze om het voertuig juist voor of na het werkvak te plaatsen, hangt af van de behoefte aan benodigdheden uit het voertuig. Wanneer gedurende de werkzaamheden materiaal en gereedschap uit het werkvoertuig worden gehaald, wordt het werkvoertuig voorbij het werkvak geplaatst; de wegwerkers kunnen dan onder dekking van de afzetting heen en weer lopen. Ook kan gekozen worden voor plaatsing van een waarschuwingshek in het nulpunt, als het werkvoertuig in het werkvak moet staan of als er geen werkvoertuig aanwezig is. Langs rijbanen met verkeer in één richting kan het hek bij het einde van het werkvak achterwege blijven.

Bij werkzaamheden > 30 minuten wordt de eenvoudige afzetting uitgebreid met bord J16 (werk in uitvoering) en eventueel bord A1 (snelheidsbeperking) als voorwaarschuwing. Na een snelheidsbeperking moet ook bord F8 (einde alle verboden) worden geplaatst.

Type langsafzettingen

De langsafzetting bestaat uit verkeerskegels, geleidebakens of een voertuigkerende barrier. Omdat voertuigkerende barriers een betere bescherming bieden voor de wegwerkers, zijn deze te verkiezen boven verkeerskegels of geleidebakens. Het type langsaf zetting is o.a. afhankelijk van de toe te passen snelheidsbeperking, de tijdsduur van de werkzaamheden en de aan- of afwezigheid van wegwerkers. In de standaardmaatregelen zijn steeds geleidebakens als langsafzetting aangegeven. Afhankelijk van de gekozen snelheidsbeperking en de tijdsduur kan een voertuigkerende barrier noodzakelijk zijn. Verkeerskegels mogen alleen worden toegepast, als er wegwerkers aanwezig zijn, die omgevallen of verschoven verkeerskegels kunnen rechtzetten.

Rijdende afzetting

Bij veel werkzaamheden van korte duur zal gebruik gemaakt moeten worden van een rijdende afzetting. De uitvoering daarvan kan op het werkvoertuig zelf of op de begeleidende voertuigen zijn uitgevoerd. De specificaties van de actieramen en de bebording worden bepaald door het wegtype waarop of waarlangs de werkzaamheden plaatsvinden.

  • Voor de rijdende afzettingen buiten de bebouwde kom geldt dat deze zoveel mogelijk buiten de spitsperiode worden toegepast. Het plaatsen van voorwaarschuwingsbebording is noodzakelijk als er over een lang traject (meerdere kilometers) gemaaid moet worden. Voor kortdurende maaiwerkzaamheden hoeft op bepaalde wegtypen geen voorwaarschuwingsbebording geplaatst te worden. Het plaatsen van de bebording is dan namelijk een groter risico dan de risicoreducerende werking die dit voor de maaiwerkzaamheden oplevert.
  • Bij de rijdende afzetting van de fietspaden is het niet altijd mogelijk om voldoende verkeersruimte voor de fietsers over te laten. De fietsers moeten echter wel altijd veilig het werkvoertuig kunnen passeren. Als dit via de naast liggende hoofdrijbaan is, dan mag dit nooit zonder aanvullende maatregelen. Deze zijn dan echter zeer uitgebreid (afsluiten van een rijstrook, VRI). Ook dit betekent weer dat er onevenredige risico’s voor de te treffen verkeersmaatregelen genomen moet worden. Als alternatieve oplossing kan dan gekozen worden om tijdens de werkzaamheden de aankomende fietsers goed in de gaten te houden en deze ‘even de ruimte’ voor het passeren te geven. Uiteraard is afstemming om buiten de spitsperiode te werken en de instructies aan de trekkerchauffeurs te geven van zeer groot belang

Verkeersmaatregelen rijdende afzettingen
Voor de rijdende afzettingen in de nacht gelden dezelfde toepassingscriteria als voor de rijdende afzetting zoals vastgelegd in de CROW publicatie ‘Maatregelen op autosnelwegen, Werk in uitvoering 96a’. Ten aanzien van de in deze richtlijn aangegeven Verkeersmaatregelen rijdende afzetting in paragraaf 3.4 geldt een aantal aanvullingen.

  1. Drie voorwaarschuwingswagens “Voorwaarschuwingswagens met VMS (Virtual Message Signs) dienen toegepast te worden met drie voorwaarschuwingswagens.”
  2. Geen onderbord ‘Rijdende afzetting’ “Voorwaarschuwingswagens met VMS dienen het onderbord ‘rijdende afzetting’ niet te tonen.”
  3. Geen alternerende lichten ” Voorwaarschuwingswagens met VMS dienen geen verticaal alternerende verlichting te tonen.”

Maatregelfiguren en tabellen rijdende afzettingen in de nacht
Voor de rijdende afzettingen in de nacht gelden dezelfde toepassingscriteria als voor de rijdende afzetting zoals vastgelegd in de CROW publicatie ‘Maatregelen op autosnelwegen, Werk in uitvoering 96a’. Ten aanzien van de in deze publicatie opgenomen ‘Maatregelfiguren en tabellen’ geldt een aanvulling. 1. Extra voorwaarschuwingswagen “Voorwaarschuwingswagens met VMS dienen toegepast te worden met een extra voorwaarschuwingswagen op 900 meter afstand vanaf het nulpunt.”

Uitval van voorwaarschuwingswagens met VMS

  1. Bij uitval van één of meerdere voorwaarschuwingswagens met VMS dienen de voorwaarschuwingswagens met VMS beschouwd te worden als voertuigen met pech op de vluchtstrook en dienen waarschuwingsknipperlichten getoond te worden.
  2. Bij uitval van één of meerdere voorwaarschuwingswagens met VMS dienen alle werkzaamheden gestopt te worden en de autosnelweg verlaten te worden.
  3. Uitval is gedefinieerd als het niet leesbaar en begrijpbaar kunnen tonen van de RVV-borden en actieraam voor de weggebruiker.

Toepassingscriteria overdag
Voor de rijdende afzettingen overdag welke toegepast worden met voorwaarschuwingswagens met VMS gelden dezelfde toepassingscriteria als voor`s nachts met uitzondering van de volgende toepassingscriteria.

1. Twee voorwaarschuwingswagen. Overdag dienen twee voorwaarschuwingswagens ingezet te worden.

Toepassingscriteria overgang dag en nacht

  1. Overgang van dag naar nacht.
    Bij werkzaamheden die starten overdag en overlopen in de nacht dient de derde voorwaarschuwingswagen ingezet te worden 15 minuten voor zonsondergang conform de zonsopkomst en zonsondergang tijden vastgelegd door het Koninklijke Nederlandse Meteorologische Instituut, van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
  2. Overgang van nacht naar dag.
    Bij werkzaamheden die starten in de nacht en overlopen in de dag dient de derde voorwaarschuwingswagen uit de rijdende afzetting en van de weg gehaald worden 15 minuten na zonsopkomst conform de zonsopkomst en zonsondergang tijden vastgelegd door het Koninklijke Nederlandse Meteorologische Instituut, van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.